Het mysterie van de onbekende extremist

NRC Zaterdagsbijvoegsel 29-10-2005
Jaco Alberts & Steven Derix

Over de man die pas gisteren werd opgepakt, terwijl hij een grote rol had in de Hofstadgroep

Vrijdagavond werd hij opgepakt, na publicaties in deze krant en het tv-programma `Netwerk'. Maar tot gisteren liet justitie jarenlang een man ongemoeid die, zo blijkt uit onderzoek van deze krant, in bijna alle Nederlandse terrorismezaken een rol speelde. Glipte hij al die tijd door de mazen van het net of werkte hij voor de AIVD?

Om half zes gistermiddag, in het Oude Noorden in Rotterdam, viel een arrestatieteam van de politie binnen in een bovenwoning. Voor de bewoners van de Bloklandstraat goed en wel begrepen wat er aan de hand was, hadden de agenten een 28-jarige verdachte van Marokkaanse afkomst afgevoerd.

Kort daarop bracht het Landelijk Parket in Rotterdam een beknopt persbericht uit. Er was weer een terreurverdachte aangehouden die betrokken zou zijn bij de Hofstadgroep, zo meldde het openbaar ministerie (OM). Bijna routine, zou je zeggen, na het hernieuwd oppakken van Samir A. en enkele medeverdachten, twee weken geleden.

Maar de laatste zin van het persbericht was curieus. Het OM, zo meldde het bericht, heeft ,,geen enkele aanwijzing dat deze persoon voor de AIVD werkt''.Juist dát had NRC Handelsblad de dag voor de aanhouding aan het OM gevraagd. Uit onderzoek van deze krant was namelijk naar voren gekomen dat de 28-jarige man, B., niet alleen betrokken was bij de Hofstadgroep, maar al vanaf de aanslagen in New York en Washington in 2001 een rol had gespeeld in verschillende terrorismezaken in Nederland.

Tot gisteren had het OM de man ongemoeid gelaten. Waarom eigenlijk, vroeg NRC Handelsblad afgelopen donderdag. Geen commentaar, was een dag later het antwoord van justitie. Weer enkele uren later werd de man plotseling gearresteerd. Waarom? Maar vooral: waarom nu pas?

Terug naar de vroege ochtend van 10 november 2004 - iets meer dan een week nadat Mohammed B. columnist en filmregisseur Theo van Gogh heeft vermoord. Een arrestatieteam van de Haagse politie beukt op de gebarricadeerde deur van een woning in de Antheunisstraat. Binnen hebben Jason W. en Ismaïl A., twee leden van de `Hofstadgroep' rond Mohammed B., gerekend op de aanval. De deur gaat slechts een klein beetje open. Maar de kier is groot genoeg om er een granaat doorheen te gooien die onder aan de trap vier leden van het arrestatieteam verwondt, waarvan twee ernstig. Een andere agent ziet door de kier Jason in de hal springen en juichen: ,,Allahu Akbar'', roept hij, ,,God is groot''.

Traangas

De mislukte arrestatie is het begin van een belegering die veertien uur zal duren en het Haagse Laakkwartier verandert in een oorlogstoneel. Pas aan het einde van de middag worden Ismaïl en Jason door mariniers van Defensie met behulp van traangas uit hun huis gedreven. In verschillende andere steden zijn dan tien andere verdachten opgepakt. Justitie hoopt dat met de arrestaties het Hofstadnetwerk is opgerold.

Hóópt, want helemaal zeker weet het OM dat niet. Arrestaties in terrorismezaken vinden doorgaans niet plaats op basis van eigen onderzoek van de politie, maar na tips van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Na de moord op Van Gogh is een stroom aan ambtsberichten losgekomen uit het hoofdkantoor van de dienst in Leidschendam. Eén cruciale figuur wordt daarin niet genoemd - de 28-jarige man. Dat is vreemd; uit onderzoek van NRC Handelsblad blijkt dat hij in de periode rond de moord op Van Gogh regelmatig de Antheunisstraat bezocht. Sterker nog: volgens verschillende bronnen was híj het die de handgranaten leverde aan de mannen in de Antheunisstraat.

De rol van de B. kan nauwelijks aan de aandacht van de AIVD zijn ontsnapt. De woning die Jason huurt, is door de inlichtingendienst geregeld en vooraf voorzien van afluisterapparatuur. Toch ontbrak B. tot nu toe volledig in het strafdossier van de Hofstadgroep. In de geluidsopnames die de AIVD aan justitie heeft overhandigd, komen zijn bezoeken niet voor. Als Ismaïl en Jason over hem spreken, wordt zijn naam weggepiept.

B. lijkt in de Hofstadgroep een actieve rol te hebben gespeeld; hij riep op tot geweld, leverde wapens - en heeft ze misschien ook zelf gebruikt. Toch heeft de AIVD nooit informatie over hem verstrekt aan justitie. Is het mogelijk dat zo'n centrale figuur zolang aan de aandacht van de geheime dienst ontsnapt? Of schermde de AIVD deze man af van de buitenwacht omdat hij de geheime dienst van informatie voorzag?

Een echte jihadi

B. is in zijn woonplaats Rotterdam een bekende figuur onder jonge fundamentalisten. ,,Een echte jihadi'', omschrijft iemand die enige tijd geleden met hem omging. ,,Een aardige jongen, maar hij liep rood aan als we het over islamitische leiders hadden'' - die in de ogen van islamisten corrupt zijn en niet gelovig genoeg.

Een andere bekende omschrijft B. als ,,vriendelijk, zachtaardig'', maar ook als ,,iemand die je hoofd er af zou snijden als dat moet''. Dat komt, zegt hij, omdat de 28-jarige Marokkaan iemand is met een rotsvaste overtuiging, waar hij niet van af te brengen is. Als middelbare scholier is hij door predikers van het Moslimbroederschap bekeerd tot de radicale islam. In het najaar van 2001, na het begin van de oorlog daar, reist hij naar Afghanistan. Later zou hij ook het deel van Noord-Pakistan hebben bezocht waar trainingskampen van Al-Qaeda zijn. Misschien is hij daarbij onder de aandacht gekomen van de AIVD. Volgens een ingewijde arrangeert de dienst in de herfst van 2001 een gesprek met B. in een restaurant. Later zal B. zeggen dat hij de dienst met een kluitje in het riet heeft gestuurd. ,,Hij heeft tegen de dienst gezegd dat hij een heel braaf persoon is'', aldus de kennis.

Kennissen van B. kunnen zich niet voorstellen dat het contact met de AIVD daarna is doorgegaan. Wel hadden ze zich afgevraagd waarom hij buiten schot was gebleven in de eerste Nederlandse terrorismezaak na 11 september. Op 13 september was in Rotterdam een aantal mannen gearresteerd, van wie de Fransman Jerôme C. en de Algerijn Abdelghani R. werden veroordeeld tot zes en vier jaar cel wegens logistieke steun aan terroristen. Zij logeerden in het huis van de Nederlandse Eritreër Saad I., die ook werd gearresteerd maar later werd vrijgesproken. Deze Saad had tot kort daarvoor bij B. in huis gewoond. ,,We vonden het vreemd dat de politie geen inval deed in zíjn huis'', zegt de kennis. ,,Zijn huis is heel bekend.''

Op de avond van vrijdag 29 augustus 2002 bevindt B. zich in een ander huis in Rotterdam, in de Vijverhofstraat. Het is er een komen en gaan van veelal traditioneel geklede mannen. Dit wordt waargenomen door rechercheurs van de KLPD (Korps Landelijke Politiediensten), omdat de twee mannen die in de woning verblijven volgens de AIVD behoorden tot een netwerk dat jongeren ronselde voor de jihad. Twee Eindhovense jongens die eerder dat jaar in Kashmir waren doodgeschoten, behoorden volgens de AIVD tot de rekruten. De mannen die verblijven aan de Vijverhofstraat, de Mauretaniër Abu Hanan en de Turkse Nederlander Abu Jarrah, zullen een dag later wegens deze activiteiten worden gearresteerd. Op de avond van 29 augustus is in hun woning een gebedsdienst aan de gang die door Abu Hanan wordt geleid.

Ook aanwezig is de 18-jarige Egyptenaar Rida A. Van hem zal in de woning een cassettebandje worden aangetroffen waarop hij afscheid neemt van zijn ouders en hen vraagt te bidden dat God hem als martelaar zal erkennen. ,,De jihad is een zeer nauwe plicht,'' zegt hij op het bandje. Een andere aanwezige is een oudere broer van een van de omgekomen Eindhovense jongens. Hij is een goede kennis van B. Ook Abu Hanan noemt B. in zijn verhoor een ,,Marokkaanse vriend''. In zijn gsm vindt de KLPD een 06-nummer dat op naam blijkt te staan van B. Met dat gegeven wordt door de KLPD verder niets gedaan.

Justitie is helemaal niet op zoek naar B.. Anders dan van Abu Hanan en Abu Jarrah heeft de AIVD van hem geen foto verstrekt, noch is hij ergens in ambtsberichten genoemd. In hun verslag noemen de rechercheurs die het pand in de Vijverhofstraat observeren B. `NN-1' (naam onbekend). Ze zien hem, gekleed in een bodywarmer, even voor elf uur naar buiten komen en achter het stuur van een blauwe Opel Corsa kruipen. Samen met Abu Hanan en Abu Jarrah rijdt hij naar de achterkant van het Rotterdamse Centraal Station, waar Abu Jarrah uitstapt om de internationale trein naar het Parijs te nemen. Om half twaalf keren Abu Hanan en B. volgens de politie terug in de Vijverhofstraat. Een half uur later verlaten de meeste broeders de woning weer. Rida en B. lopen met Abu Hanan naar een telefooncel om te bellen, en keren gedrieën om 00.16 uur terug, zo ziet het observatieteam. Maar dan raken de rechercheurs de B. plotseling kwijt. ,,Omstreeks 00.18 uur gaan Abu Hanan en NN-3 [Rida] de woning binnen. Het is onbekend waar NN-1 is gebleven'', staat in het observatieverslag. Die nacht, om 04.35 uur, worden Abu Hanan en Rida door een arrestatieteam van hun bed gelicht. Abu Jarrah is eerder die avond al in Roosendaal uit de trein gehaald. De politie doet in de dagen daarna nog wel wat speurwerk naar de haar onbekende NN-1. Tevergeefs.

De Syriër

Toch duikt B. weer op, dit keer in de Hofstadzaak. Vanaf eind 2002 begint een reizende Syrische vluchteling zijn radicale gedachtegoed te prediken in Nederlandse steden. Deze `Abu Khaled' verwerft langzamerhand een zekere aanhang onder moslimjongeren. De `lessen' van Abu Khaled vinden aanvankelijk vooral plaats in een belwinkel in Schiedam waar de Syriër onderdak heeft bij een vriend. De winkel wordt een ontmoetingsplaats van radicaliserende jongeren, waaronder ook Mohammed B. Ze blijven er slapen, op de zolder boven de winkel. Achter de kassa van de belwinkel staat Ibrahim B., een jongen die volgens getuigen ook onder grote invloed komt van Abu Khaled. Als de Syriër in oktober 2003 het land uit wordt gezet, rijdt Ibrahim onmiddellijk naar Duitsland om hem terug te halen. Het is deze Ibrahim die op 8 april 2004 een gewapende overval pleegt op een Edah-filiaal in Rotterdam.

Hij doet dat niet alleen. Volgens verschillende bronnen rond de Hofstadgroep pleegt Ibrahim de overval samen met B., een feit dat van verschillende kanten wordt bevestigd. Ibrahim geeft in het politiebureau vrijwel onmiddellijk toe dat hij de overval heeft gepleegd, maar weigert de identiteit van zijn ,,kennis'' te onthullen. Die kennis zou bij hem in de belwinkel zijn gekomen en hem hebben gevraagd mee te komen om de winkel te beroven. Dat deed Ibrahim zonder verder na te denken, zegt hij zelf. Onderweg in de auto werd Ibrahim door de kennis een pistoolmitrailleur in handen geduwd, zo verklaarde hij tegen de politie.

Personeel van de Edah beschrijft hoe beide mannen de winkel binnenkomen waarbij ze aanvankelijk zijn vergeten hun bivakmutsen op te zetten. Ibrahim houdt de vakkenvullers onder schot terwijl de met een Kalashnikov gewapende `Dader 1' met de bedrijfsleider naar de kluis loopt. Deze eerste dader is ongeveer 25 jaar oud, 1 meter 80 lang, heeft lang haar in een staartje en een onregelmatig baardje, een beschrijving die zou kunnen passen bij B.. Hij draagt een rode fleecetrui. De mannen zijn zenuwachtig en maken een onprofessionele indruk, zal de bedrijfsleider later zeggen. Hij weet tijd te rekken, drukt op een geheime alarmbel en scheept Dader 1 af met een schamele buit van 700 euro.

Buiten gekomen wordt Ibrahim vrijwel meteen ingerekend. Dader 1 laat zijn tas met het geld en het wapen achter en zet het op een lopen, zo staat in het politiedossier. Een politieman met hond zet de achtervolging in. Twee toevallige getuigen zien Dader 1 een hoek omrennen waarna hij wordt ingehaald door de hond. De hond springt op en bijt de vluchter in zijn schouder, maar laat dan plotseling los. De vluchter rent weg, de volgende hoek om. De hond wordt teruggeroepen door de agent die inmiddels ook is gearriveerd. Achter hem loopt een gewapende `agent in burger'. Even later houdt de politie een paar straten verder een man aan. Het blijkt de verkeerde.

De overval op de Edah heeft nogal wat gevolgen. Niet alleen voor Ibrahim B., die wordt veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf zonder de naam van Dader 1 te hebben prijsgegeven. Maar ook voor Samir A., een van de vakkenvullers in de supermarkt. Samir is op dat moment al een van de meest in het oog springende leden van die Hofstadgroep. Begin 2003 probeerde hij naar Tsjetsjenië te reizen en in oktober van dat jaar werd hij aangehouden op verdenking van het voorbereiden van een aanslag (en kort daarna weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs). Samir opende het rolluik voor de overvallers en is een bekende van Ibrahim, zo zal blijken uit later onderzoek. De politie denkt dat Samir handlanger is geweest. Als ze op 30 juni 2004 een inval doen in zijn huis in Rotterdam, vinden rechercheurs een reeks plattegronden van gebouwen als de Tweede Kamer, de kerncentrale in Borssele en het hoofdkwartier van de AIVD. De vondst is een belangrijke aanleiding voor de afkondiging van een `terreuralarm' in Nederland. Intussen is B. weer in rook opgegaan. Onderzoek naar de onbekende Dader 1 levert niets op.

Efteling

B. blijft echter in contact met leden van de Hofstadgroep. Volgens sommigen is hij zelfs een vertrouweling geworden van de Syrische inspirator Abu Khaled. In onderlinge discussies met de andere jonge moslims kiest hij de harde lijn. In de strijd tegen de `ongelovigen' is geweld geoorloofd, zo luidt zijn standpunt. ,,Hij had daarin een sturende rol'', aldus een lid van de groep. Dergelijke gedachten uit B. ook op de bekende internet-groepen waar `leden' van de Hofstadgroep actief zijn, zoals Muwahhidin/DeWareMoslims. Hij schrijft daar onder het pseudoniem `Albaraa Al-Andalusi'. Volgens één bron heeft B. een speciaal computerprogramma waarmee hij duizenden e-mails tegelijk kan versturen. Jonge Marokkanen krijgen na een avondje chatten op maroc.nl ineens jihad-mails van B. in hun mailbox. Hun verbaasde reacties zijn nog op internet terug te vinden.

De `Hofstadgroep' is niet het enige netwerk van radicale moslims waar B. in 2004 contacten mee onderhoudt. Op 30 juli worden vier mannen gearresteerd omdat ze video-opnames maken in Den Haag. Op die video staat ook een bezoekje aan de Efteling. Justitie vreest dat ze voorbereidingen treffen voor een aanslag, maar laat die verdenking vallen omdat er onvoldoende bewijs voor is. Eén van de mannen wordt echter veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens verboden wapenbezit. In zijn woning vindt de politie een sim-kaart met daarop het telefoonnummer van B..

B. is een vaste bezoeker van het huis in de Antheunisstraat, waar Jason W. sinds september woont, zo zeggen diverse anderen die daar kwamen. Vóór 2 november, toen de moord op Theo van Gogh leidde tot een klopjacht op de vrienden van Mohammed B., maar ook daarna. Op dinsdag 9 november, de dag voor de inval, bezoekt hij minimaal één keer zijn vrienden. Maar de politie merkt die bezoekjes niet op. Weliswaar heeft de politie op 7 november tegenover het pand een camera geïnstalleerd, maar die maakt volgens het strafdossier slechts opnames tot 9 november, half elf 's ochtends. Dan wordt de camera weggehaald, vermoedelijk omdat besloten is tot aanhouding over te gaan. Het is daarna dat B. langskomt. Om half acht in de avond worden de observaties hervat door het arrestatieteam. Van het grootste deel van de dag zijn dus geen observaties bekend.

B. ontbreekt ook op de geluidsopnames uit de Antheunisstraat die de AIVD aan justitie heeft verstrekt. Van de periode vóór de moord op Theo van Gogh op 2 november heeft de dienst geen enkele opname verstrekt. Dat is volgens de AIVD omdat de passages niet relevant zijn of omdat er bronnen beschermd moeten worden. De opnamen van ná de moord blijken fragmentarisch. In de transcripties die het OM van de opnames heeft gemaakt, staat regelmatig te lezen dat het geluid `plotseling wegvalt'. Advocaten die de opnamen met hun cliënten mogen afluisteren, horen op die momenten een soms minuten durende pieptoon. Volgens de bronnen waar deze krant mee heeft gesproken zijn dit geen willekeurige storingen. Wat onder meer ontbreekt zijn de momenten dat B. in de Antheunisstraat op bezoek is. En als Ismaïl, Jason of de ook opgenomen Zakaria T. op andere momenten zijn naam noemen, wordt dat weggepiept. Enkele minuten voor de inval van het arrestatieteam spreekt Ismaïl over ,,zo'n broeder''. Om te vervolgen: ,,Hij kent die andere broeder een beetje ...'' Vervolgens is een lange piep te horen. Volgens één van de gesprekspartners van die avond gaat het dan over B..

Handgranaten

De betrokkenheid van B. blijft niet beperkt tot zijn aanwezigheid op de Antheunisstraat. Diverse bronnen zeggen dat hij enkele weken eerder ook de vier Joegoslavische handgranaten heeft geleverd, waarvan er bij de arrestatie van Jason en Ismaïl een naar de politie werd gegooid. B. zou ze voor 200 euro hebben gekocht bij Kaapverdiaanse jongens. Nog steeds bestaat er grote wrevel bij de Haagse autoriteiten, omdat de AIVD hen onvoldoende zou hebben gewaarschuwd voor het gevaar dat het arrestatieteam liep bij de inval. Met klem werd de AIVD gevraagd of ze op de hoogte was van de aanwezigheid van granaten in het pand, hetgeen door de dienst ontkennend werd beantwoord.

Ook het openbaar ministerie kreeg van de AIVD niet te horen wat het wilde weten. Op 31 maart schreef de dienst een brief aan justitie met antwoorden op een waslijst van vragen die al in december waren gesteld. Het openbaar ministerie wilde onder meer weten wie er voor 2 november in de Antheunisstraat waren geweest en wat onderling werd besproken. ,,Voor het onderzoek is wel van bijzonder belang (...) te kunnen achterhalen wat in dat pand, wanneer en door wie werd gezegd,'' aldus het OM. Op de meeste vragen geeft de AIVD geen antwoord.

Een kennis van B. uit Rotterdam-Noord denkt nu dat de AIVD hem ,,expres'' heeft laten lopen. Maar er is nog een andere mogelijkheid. De man kan een informant van de AIVD zijn, of in de loop van de tijd zijn geworden. Bronnen binnen de Hofstadgroep houden nadrukkelijk rekening met deze optie. De AIVD wil er niet op ingaan. Vast staat dat de dienst, volgens de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV), vérgaande bevoegdheden heeft. Zo kunnen geheim agenten ,,worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd''.

Als B. een geheim agent is, heeft hij dan gebruik gemaakt van die bevoegdheden? Heeft hij strafbare feiten gepleegd? En hoe ver mocht hij daarbij van de dienst gaan? Deed hij alleen maar mee of zette hij ook zelf aan tot geweld? Heeft hij terrorisme dat de dienst moet bestrijden zelf mede uitgelokt? Deze vragen zullen een rol gaan spelen in de rechtszaal en het publieke debat. Als B. als infiltrant zo'n belangrijke rol heeft gehad, dan zal dat schadelijk kunnen zijn voor de zaak tegen de Hofstadgroep die het openbaar ministerie vanaf 5 december voor de rechter brengt. De andere vraag zal door de politiek moeten worden beantwoord: was dit de bedoeling van de wet?

Het openbaar ministerie hield gisteravond vol dat er geen aanwijzingen zijn dat B. voor de AIVD werkte. Daar inhoudelijk op ingaan wil het OM evenwel niet. En de AIVD? Die zwijgt.